3.3 Binnenriolering en hemelwaterafvoersystemen
De binnenriolering is het geheel van ontspannings- en afvoerleidingen, ontstoppingsstukken, stankafsluiters en ophangbeugels die zich zowel binnen- als buiten het gebouw bevinden, of daaraan zijn vastgemaakt, zoals de hemelwaterafvoeren. De binnenriolering eindigt meestal circa 500 mm buiten de gevel met een ontstoppingsstuk.
Voor binnenriolering geldt de NEN 3215:2007 nl Binnenriolering - Eisen en bepalingsmethoden. De norm is opgenomen in het Bouwbesluit en geeft eisen voor de binnenriolering in bouwwerken voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater.
Benamingen onderdelen binnenriolering.
Aansluiting lozingstoestellen op binnenriolering.
Begrippen
Aansluitleiding |
Afvoerleiding waarop een lozingstoestel is aangesloten. Deze leiding wordt uitgevoerd als liggende en/of verticale leiding. |
Afvoerverzamel- of grondleiding |
Liggende leiding onder de beganegrondvloer die het afvalwater ontvangt en op de buitenriolering loost. |
Drukleiding |
Leiding waarin afvalwater onder verhoogde druk door middel van een pomp wordt afgevoerd. |
Hemelwaterleiding |
Afvoerleiding bestemd voor het afvoeren van regen- en smeltwater van balkons, loggia's en daken. |
Huisaansluiting |
Verbindt de binnenriolering met het openbaar riool. |
Liggende leiding |
Afvoerleiding die geen grotere helling dan 45° ten opzichte van het horizontale vlak maakt. |
Lozingstoestel |
Toestel waarin afvalwater rechtstreeks wordt geloosd op de binnenriolering, zoals een bad, closetpot, wastafel of wasmachine. |
Ontspannings-leiding |
Heeft als doel het be- en ontluchten van de binnenriolering. Een niet goed ontspannen afvoerleidingensysteem kan grote overlast en hinder veroorzaken, zoals stankhinder als gevolg van leeggezogen stankafsluiters en vallend en heftig bewegend water als gevolg van luchtinsluitingen. De ontspanningsleiding loopt vanaf de standleiding door tot boven het dak met een minimale diameter van 50 mm. |
Standleiding |
Verticale afvoerleiding of een afvoerleiding die een kleinere helling heeft dan 45° ten opzichte van het verticale vlak. |
Stankafsluiter |
Voorziening in de aansluitleiding of aan het lozingstoestel die voorkomt dat er een open verbinding met het riool ontstaat. Hierdoor kunnen rioolgassen het gebouw niet binnendringen. Voorbeelden zijn de zwanenhals, doucheplug en bekersifon. Alle stankafsluiters werken volgens het principe van een waterslot. |
Vereveningsleiding |
Leiding die evenwicht brengt in de luchtdruk in twee andere leidingen. |
Verzamelleiding |
Liggende leiding die een aansluitleiding met een grond- of standleiding verbindt. |
Waterslot |
Effectieve hoogte van de grootst mogelijke waterkolom in een stankafsluiter. |
Verstoppingen
Verstoppingen kunnen ontstaan door vreemde voorwerpen in de afvoerleiding. Het is van groot belang dat afvoerleidingen tijdens de bouwfase goed worden afgedopt, bijvoorbeeld door speciedeksels. Verstoppingen ontstaan vooral door de groei van afzetting op de binnenwand van de afvoerleiding.
Ook bij de afvoer van huishoudelijk afvalwater wordt vuil afgezet. Vervuiling treedt vooral op in leidingen waarop een gootsteen, wastafel of doucheput is aangesloten. Door het geringe spoelvolume en de lage stroomsnelheid zet het vuil, zoals haren, zeepresten en vetten en groenteafval, zich op de leiding af. Bij het vaststellen van het leidingverloop kan hiermee rekening worden gehouden, bijvoorbeeld door een gunstige combinatie van lozingstoestellen op een bepaalde verzamelleiding te kiezen. Dit betekent dat in een hoger gedeelte van het rioolsysteem een wastafel of gootsteen zo mogelijk wordt aangesloten in combinatie met een lozingstoestel met een langdurende hoge basisafvoer, zoals een bad of een wasmachine of vaatwasser.
Binnendringen van stank
Voorkomen moet worden dat rioolvocht en -gassen het gebouw binnendringen. Daarom moeten de verbindingen van de rioolleidingen en de aansluitverbindingen van de lozingstoestellen blijvend luchtdicht worden uitgevoerd. De riolering mag ook niet via het lozingstoestel in open verbinding met het interieur van het gebouw staan. Daarom moet in of aan het lozingstoestel een stankafsluiter in de vorm van een sifon worden toegepast.
Een stankafsluiter is een voorziening met daarin water, het zogenaamde waterslot waardoor rioolgassen niet uit de afvoerleiding kunnen ontsnappen. De hoogte van het waterslot moet minimaal 50 mm bedragen. Een eenvoudige stankafsluiter bestaat uit een U-vormige buis die ook wel zwanenhals wordt genoemd.
Principe waterslot.
De sifon kan droog komen te staan door de optredende hevelwerking. In binnenrioleringen treden bij gebruik drukverschillen op. Door stroming van het afvalwater in de standleidingen ontstaat achter deze watermassa een negatief drukverschil (zuiging). Dan kunnen de watersloten door hevelwerking leeg raken waardoor rioolgassen ongehinderd de ruimte kunnen bereiken.
Drukschommelingen in liggende leidingen kunnen zoveel mogelijk worden voorkomen door ervoor te zorgen dat deze leidingen niet volledig gevuld raken. Lange leidingen worden bovendien aangesloten op een ontspanningsleiding die tot boven het dak wordt doorgevoerd. De ontspanningsleiding is het verlengde deel van de standleiding en vooral van de standleiding die in korte tijd veel water te verwerken krijgt. Dat is over het algemeen de standleiding waarop (op de verdieping) een toilet is aangesloten.
Ontspanningsleiding.
Lozingstoestellen van de onderste verdieping kunnen beter niet op de standleiding worden aangesloten omdat daar positieve drukverschillen kunnen optreden. Hierdoor kan het afvalwater uit het waterslot van de daar aangesloten sanitaire toestellen opborrelen. De luchtbellen worden uit het waterslot gedrukt. Dit veroorzaakt niet alleen stankoverlast, maar ook een borrelende riolering, wat een hinderlijk geluid is.
Hemelwaterafvoersystemen
Voor woningen wordt meestal gekozen voor hemelwaterafvoerstandleidingen aan de gevel. Het hemelwaterafvoersysteem in de utiliteitsbouw wordt in veel gevallen inpandig uitgevoerd. Dit systeem bestaat meestal uit een aantal dakafvoeren die door middel van aansluit(stand)leidingen vlak onder de dakvloer aangesloten zijn op een verzamelleiding. De verzamelleiding gaat aan het eind over in een hemelwaterafvoerstandleiding die op een grondleiding naar de buitenriolering is aangesloten.