1.2 Bouwbesluit 2012
De eisen uit het Bouwbesluit waarborgen een bepaalde minimale kwaliteit van het gebouw voor veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en/of milieu. Bij veel eisen is aangegeven op welke wijze deze kwaliteit kan worden behaald. Deze prestatie-eisen bestaan meestal uit een grenswaarde en een bepalingsmethode om te kunnen bepalen of met de gekozen oplossing aan de grenswaarde wordt voldaan. Hiervoor wordt vaak verwezen naar documenten zoals de NEN-normen. Wordt hiermee voldaan aan de prestatie-eisen, dan wordt automatisch voldaan aan het Bouwbesluit.
In het Bouwbesluit 2012 zijn de Europese Eurocodes van toepassing. Onderzoeksinstituut TNO heeft de voorwaarden voor trappen en traphekken proefondervindelijk in een rapport vastgesteld.
Het Nederlandse normalisatie-instituut NEN heeft een berekeningsmethode gepubliceerd voor houten trappen. Die methode is vastgelegd in een Europees normontwerp (NEN-EN 16481) en geeft ook voorbeelden van berekeningen. De norm kan worden gebruikt als alternatief voor beproevingen.
De eisen aan een houten trap zijn vastgelegd in een andere norm: NEN-EN 15644 ‘Traditioneel ontworpen vooraf vervaardigde trappen van massief hout - Specificaties en eisen’.
Het Europese normalisatie-instituut (CEN) heeft regelgeving voor de sterkte-eisen voor houten trappen. Ook wordt de wijze van het samenstellen van trappen, het op locatie monteren en het bevestigen van trappen in de regelgeving vastgelegd.
Bouwbesluit 2012 wordt Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Met de invoering van de Omgevingswet naar verwachting per 1 juli 2022, vervalt het huidige Bouwbesluit 2012 en worden de technische bouwvoorschriften opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving, kortweg het Bbl. De regels van het Besluit bouwwerken leefomgeving gelden ook voor trappen.
Minimumeisen trappen voor nieuwbouw
In de volgende tabel zijn de minimumeisen aan de afmetingen van trappen voor nieuwbouw weergegeven. In de tabel wordt onderscheid gemaakt tussen een reguliere trap en een trap die uitsluitend bedoeld is voor ontvluchten. De minimummaten van een reguliere trap zijn naar woonfunctie en andere gebruiksfuncties vastgelegd. Andere gebruiksfuncties dan de woonfunctie zijn bijvoorbeeld de winkelfunctie, kantoorfunctie en onderwijsfunctie.
Afmetingen van een trap (nieuwbouw) De eisen gelden niet voor een trap naar een kelder of vliering omdat deze ruimtes een functie hebben die niet voor personen is bestemd. |
Reguliere trap | Trap uitsluitend voor ontvluchten | |
Woonfunctie | Andere gebruiksfunctie | Alle gebruiksfuncties | |
Minimum breedte van de trap | 0,8 m | 0,8 m | 0,8 m |
Minimum vrije hoogte boven de trap | 2,3 m | 2,1 m | 2,1 m |
Minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede | 0,22 m | 0,185 m | 0,185 m |
Maximum hoogte van een optrede | 0,188 m | 0,21 m | 0,21 m |
Minimum breedte van het tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak | 0,05 m | 0,05 m | 0,05 m |
Minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak | 0,23 m | 0,23 m | 0,23 m |
Minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap | 0,3 m | 0,3 m | 0,3 m |
Minimumeisen aan de afmetingen van trappen.
Toelichting
- Maximale hoogte van de optrede
De maximale hoogte van de optrede van een trap bij een woonfunctie is 0,188 m. Hierdoor kan met een trap met 16 optreden een hoogteverschil tussen de verdiepingen van 3 m worden gerealiseerd. Bij de oude maximale hoogte van de optrede van 0,185 m kon bij een trap met 16 optreden 2,96 m worden overbrugd. - Aansluitende vloer
De vloer waarop de bovenzijde van de trap aansluit, moet minimaal even breed zijn als de volle breedte van de trap. De diepte van dat vloerdeel moet ten minste 0,8 m zijn. - Trap bordes
Een enkele trap mag geen hoogteverschil van meer dan 4 m overbruggen. Bij een groter hoogteverschil zal een tussenbordes moeten worden geplaatst. - Leuningen
Een leuning aan ten minste één zijkant van een trap is verplicht als:- de trap een hoogteverschil van meer dan 1 m moet overbruggen
- de hellingshoek ter plaatse van de klimlijn groter is dan 2:3
Bij een trap met een hellingshoek ter plaatse van de klimlijn kleiner dan 2:3 hoeft geen leuning te worden aangebracht.
De bovenkant van de leuning ligt op een hoogte van ten minste 0,8 m en ten hoogste 1 m. Deze hoogtemaat moet worden gemeten vanaf de bovenkant van de voorkant van een traptrede.
Brandklasse en rookklasse
In het Bouwbesluit wordt een relatie gelegd tussen trappen en de brandklasse en rookklasse. De functionele eis is dat een te bouwen bouwwerk zodanig is dat brand en rook zich niet snel kunnen ontwikkelen. Dit resulteert in eisen aan binnenoppervlakken, buitenoppervlakken en beloopbare vlakken. Relevant voor houten trappen zijn de eisen voor de zijden van constructieonderdelen die grenzen aan de binnenlucht en de eisen voor de bovenzijde van een trap. In vluchtroutes worden hogere eisen aan de brandklasse van de bovenzijde gesteld.
Brandwerendheid met betrekking tot bezwijken (BOB)
Voor de trappenfabrikant is het in praktische zin niet uitvoerbaar om te bepalen of de door hem te leveren trap moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit over brandwerendheid met betrekking tot bezwijken. Daarvoor kent hij het gebouw en het gebruik ervan onvoldoende. Dit is een taak voor de ontwerper/architect van het gebouw en/of voor de door de opdrachtgever ingeschakelde brandadviseur. Deze geven deze eventuele eis op aan de trappenfabrikant.
Brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie (BOS)
Een (dichte) houten trap kan onderdeel zijn van een scheidingsconstructie. Het Bouwbesluit stelt geen directe eisen aan de brandwerendheid met betrekking tot die scheidende functie. Deze brandwerendheid is echter wel onderdeel van de bepaling van de weerstand tegen branddoorslag (WBD) en een van de voorwaarden bij de bepaling van de weerstand tegen brandoverslag (WBO).
Evenals bij de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken zal ook op dit aspect per project bekeken moeten worden of deze situatie zich voor doet. De ontwerper/ architect van het gebouw en/of voor de door de opdrachtgever ingeschakelde brandadviseur dienen de eventuele eis op te geven aan de trappenfabrikant.