9.2 On­der­de­len lint­zaag­ma­chi­ne

Lintzaagmachine.
Lintzaagmachine.

Hierna worden de volgende onderdelen nader toegelicht:

  1. Frame
  2. Zaagtafel
  3. Zaagwielen
  4. Zaaglint
  5. Zaaglintgeleiding
  6. Span en kantelmachanisme

Frame

In het frame van de lintzaagmachine zijn de zaagwielen gemonteerd waar het zaaglint overheen loopt. Door de hoogte van de lintzaagmachine moet het frame stabiel zijn. Gietijzer heeft daarom de voorkeur, omdat dit zwaar is en trillingen opneemt. Het zwaartepunt moet zo laag mogelijk liggen. De zaagwielen worden door draaibare schermen van plaatstaal afgeschermd.

Zaagtafel

Op de zaagtafel van de lintzaagmachine leg je het hout of plaatmateriaal dat je wilt gaan zagen. De zaagtafel is op het onderste deel van het frame gemonteerd. Deze is van gietijzer gemaakt en is zuiver vlak. Er zit een sleuf in de tafel waar het zaaglint doorheen kan worden geschoven. Aan het einde van deze sleuf is het zogenoemde vulstuk aangebracht. Dit vulstuk is een houten- of kunststofblokje waarin een zaagsnede is gemaakt. In deze zaagsnede loopt de zaag, zodat de tanden van de zaag nooit het ijzer van de zaagtafel kunnen raken. Deze zaagsnede mag vooral niet te wijd zijn, anders kunnen houtspaanders tussen het zaaglint en het onderwiel vallen.

Vulstuk in de zaagtafel van een lintzaagmachine.
Vulstuk in de zaagtafel van een lintzaagmachine.
Tip:

Vervang het vulstuk als het is uitgesleten.


Op de zaagtafel kan een stalen geleider geklemd worden met een snelkleminrichting. Met deze geleider wordt recht zaagwerk mogelijk. Bij sommige lintzaagmachines is de zaagtafel kantelbaar, waardoor zaagwerk onder een hoek te maken is.

Zaagwielen

Over het onder- en bovenwiel loopt het zaaglint. De zaagwielen zijn gemaakt van gietijzer. Er is kurk of rubber op bevestigd om beschadiging van de zaagtanden te voorkomen. De diameter van de wielen varieert van 600 mm tot 900 mm. De wielen zijn gelagerd in kogellagers.

Het onderwiel wordt via een V-snaar aangedreven door een elektromotor. De omtreksnelheid van het wiel, dus de snijsnelheid van het zaaglint, bedraagt 25 m/sec. De draairichting is rechtsom, zodat het zaaglint tijdens het zagen door het hout getrokken wordt en het te zagen materiaal op de zaagtafel wordt gedrukt.

Het bovenwiel is in hoogte iets verstelbaar, zodat zaaglinten van verschillende lengtes gebruikt kunnen worden. Door het bovenwiel omhoog te draaien span je de zaag. De hoogte-instelling is met een handwiel te verstellen. Ook is het bovenwiel voor- en achterover kantelbaar. Door het wiel voorover te kantelen, komt het zaaglint naar voren. Door het wiel achterover te kantelen, loopt het zaaglint verder op de wielen.

Het bovenwiel is verend opgehangen. Hierdoor kan het plotseling optredende spanningen opvangen. Er kan bijvoorbeeld een stukje hout tussen het zaaglint en het wiel komen. De vering voorkomt dan het breken van het zaaglint. Boven het onderwiel, en bij vele machines bij beide wielen, is een borsteltje bevestigd. Dit borsteltje maakt het loopvlak van de wielen schoon van zaagsel en houtsplinters.

Zaaglint

Het zaaglint van de lintzaagmachine moet van goed snijstaal gemaakt zijn, zodat het lang scherp blijft. Bovendien moet het materiaal voldoende soepel zijn. Het zaaglint moet namelijk steeds buigen bij het over de wielen lopen. Door het buigen mag geen metaalmoeheid optreden. Metaalmoeheid kan het breken van het zaaglint veroorzaken.

De dikte van het zaaglint mag daarom ook niet groter zijn dan 0,001 keer de wieldiameter. Bij een wieldiameter van 700 mm hoort dus een zaaglint van 0,7 mm dik. De lengte van het lint is afhankelijk van de grootte van de lintzaagmachine en de wieldiameter en moet berekend worden.

De berekening luidt als volgt:

1 keer de halve omtrek van het bovenwiel + 1 keer de halve omtrek van het onderwiel + 2 keer de gemiddelde hart-op-hartafstand tussen de wielen.

Op de lintzaagmachine staat ook vaak de minimale en maximale lengte van het zaaglint aangegeven


In het zaaglint zijn tanden geslepen, net zoals bij een handzaag. De tanden worden om en om gezet. Eén tand naar links en de volgende tand naar rechts. De tanden worden op een speciale slijpmachine scherp geslepen.

Gezette tanden voor een lintzaag.
Gezette tanden voor een lintzaag.

Zaaglintgeleiding

Het zaaglint van de lintzaagmachine zou tijdens het zagen zonder geleiding naar achteren en opzij uitwijken. Daarom is een rug- en flankgeleiding op de lintzaagmachine gemonteerd.

Boven de zaagtafel bestaat deze geleiding uit drie wieltjes die bij aanraking door het zaaglint mee gaan draaien (twee wieltjes voor de flankgeleiding en een wieltje voor de ruggeleiding). Deze geleiding is in hoogte verstelbaar, zodat de hoogte aangepast kan worden aan de hoogte van het te zagen hout of plaatmateriaal.

De geleiding onder de zaagtafel kan gelijk zijn aan die boven de tafel. De flankgeleiding onder de zaagtafel kan ook bestaan uit twee verstelbare kunststofblokjes. De flankgeleiders worden net iets vrij van het zaaglint gesteld. De ruggeleiders stel je op ongeveer 2 mm van de achterkant van het zaaglint. Bij smalle zaaglinten moet de ruggeleiding zo zijn afgesteld dat de tanden van het zaaglint niet tussen de flankgeleiders kunnen komen. De afstand tussen de ruggeleiding en het zaaglint kan dan kleiner zijn.

Span- en kantelmechanisme

De kracht waarmee het zaaglint van de lintzaagmachine gespannen moet worden, is afhankelijk van de breedte van het zaaglint. Naarmate het zaaglint breder is, moet de spankracht groter zijn.

Om het op de juiste spanning brengen van het zaaglint gemakkelijk te maken, heeft de lintzaagmachine een wijzer en een schaalverdeling. Hierop is de zaaglintbreedte aangegeven. Het zaaglint is op de juiste spanning gebracht als de wijzer de gemonteerde zaagbreedte aanwijst.

Een praktische controle op de spanning is dat de zaag eenvoudig een kwartslag gedraaid moet kunnen worden. Kun je deze verder draaien, dan staat er te weinig spanning op het zaaglint. Een te strak gespannen zaaglint zal snel breken. Een te slap gespannen zaaglint zal gaan slingeren en doorbuigen tijdens het zagen en daardoor geen strak zaagwerk leveren.

Om het zaaglint goed over de wielen te kunnen laten lopen, is het bovenwiel voorzien van een kantelmechanisme. Het zaaglint moet zodanig op de wielen lopen dat de tanden van het zaaglint net buiten de wielen steken. Smalle linten kunnen geheel op de wielen lopen.

Span- en kantelmechanisme.
Span- en kantelmechanisme.