1.5 Richtlijnen
Wat kun je zelf doen? Hieronder enkele richtlijnen die je zelf moet opvolgen om veilig te kunnen werken. Neem deze in acht bij alle zaag- en schaafmachines waarmee je werkt.
De zaag- en schaafmachine
- Controleer of de beveiliging op de zaag- en schaafmachine aanwezig is en werkt.
- Controleer of alle hulp- en beveiligingsmiddelen aanwezig zijn.
- Plaats de hulp- en beveiligingsmiddelen alleen als de zaag- en schaafmachine uit staat.
- Zet de zaag- en schaafmachines na gebruik uit en breng deze terug in de ‘nulstand’.
- Gebruik de apparatuur alleen waarvoor deze bedoeld is.
- Behandel de zaag- en schaafmachines, beveiligingen en hulpmiddelen volgens de bij de zaag- en schaafmachines behorende richtlijnen.
Je werkkleding en houding
- Draag bij het werken aan zaag- en schaafmachines geen sieraden of loshangende werkkleding (bijvoorbeeld een stropdas of sjaal) waarmee je in de zaag of het mes van de zaag- en schaafmachines terecht kunt komen. Draag ook lang haar niet los.
- Draag altijd een gehoorbeschermer wanneer je de zaag- en schaafmachine aan zet.
- Draag stevige veiligheidsschoenen met een profielzool voor extra grip.
- Gebruik speciale werkhandschoenen bij het verwisselen van snijgereedschappen.
- Draag een veiligheidsbril bij zaag- en schaafwerkzaamheden waar kans is op wegspringende spanen.
- Draag een veiligheidshelm bij het verwisselen van snijgereedschappen en uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan grote zaag- en schaafmachines.
- Werk altijd met gesloten handen.
- Werk geconcentreerd en laat je niet afleiden. Stoor ook nooit iemand die aan een zaag- en schaafmachine werkt. Benader hem altijd van voren, zodat hij je ziet aankomen. Dan zal die persoon niet schrikken. Dit voorkomt ongevallen.
De werkomgeving
- Zorg ervoor dat de zaag- en schaafmachines in de werkomgeving opgeruimd en vrij zijn. Dat voorkomt struikel- en valgevaar.
- Zorg voor een schone werkvloer.
- Ruim werkstukken en (snij)gereedschap na gebruik op. Laat ze nooit op de zaag- en schaafmachine liggen.