2.5 Teke­nen op schaal

Tekeningen worden bijna altijd op schaal getekend. Schaal 1 op 10 betekent dat iets 10 x zo klein is getekend als het in werkelijkheid zou moeten worden. Alle werkelijk gemeten maten zijn door 10 gedeeld. In de tekening worden de werkelijke maten gezet, zoals deze in de praktijk moeten worden. Voor schaal 1 op 10 wordt de aanduiding 1:10 gebruikt.

Voorbeeld: een kozijn heeft een hoogte van 800 mm hoog. Wanneer we dit kozijn op schaal 1 op 10 tekenen, is de hoogte op tekening 800/10 = 80 mm. De maat die erbij staat is 800 mm. In de rechter onderhoek van de tekening staan altijd de gebruikte schalen vermeld.

Wanneer een aanzichttekening schaal 1:20 (1 op 20) moet worden gemaakt, betekent dit dat alle originele maten door 20 gedeeld moeten worden.

In het tekeninghoofd staat de schaal waarop de tekening is getekend.
In het tekeninghoofd staat de schaal waarop de tekening is getekend.

Andersom werkt het ook zo. Als een tekening schaal 1:10 getekend is kun je de maten op tekening opmeten en vermenigvuldigen met 10. Dit betekent dat 100 mm op tekening gemeten, in werkelijkheid 10000 mm is. Pas met het opmeten van onderdelen op een tekening wel op. In tekeningen kunnen door drukken of kopiëren maatverschillen optreden. Daarnaast is papier heel gevoelig voor uitzetten en krimpen.

Schalen en hun toepassingen

  • Schaal 1:100, 1:50 1:20 wordt gebruikt voor overzichtstekeningen;
  • Schaal 1:10 en 1:5 wordt gebruikt voor aanzichten en doorsneden;
  • Schaal 1:2 en 1:1 wordt gebruikt voor details en onderdelentekeningen.