4.2 Kern­hout en spint

We onderscheiden in de stam kernhout en spint. Het kernhout vormt de centrale spil in de stam en neemt in doorsnede toe naarmate de boom ouder wordt. Bij grotere bomen vormt dit kernhout het grootste deel van het hout. Het spint varieert in dikte, afhankelijk van de boomsoort. Als er in de boom kleurverschil is tussen spint en kern, kun je dat het best zien aan droog hout, want in die toestand is het kleurcontrast duidelijker.

Bij tropische loofhoutsoorten kunnen grote kleurverschillen optreden, bij houtsoorten uit de gematigde luchtstreken is dit vaak veel minder. Het kernhout kan verschillende kleuren hebben, afhankelijk van de houtsoort. Het spint is overwegend lichtgeel tot witachtig. De overgang van spint naar kernhout is meestal vrij scherp.

Evenals bij loofhout hebben ook sommige naaldhoutsoorten een donkerder gekleurde kern. Dit is het geval bij grenen, lariks, western red cedar en oregon pine (douglas). Bij dennen, hemlock en vuren is er weinig tot geen kleurverschil.

Het spint gaat na verloop van tijd over in kernhout. Dit gebeurt echter niet bij alle boomsoorten even sterk.

Er is bij het verkernen verschil tussen de verschillende boomsoorten, zoals weergegeven in onderstaande tabel:

Kenmerken

Voorbeelden

Spinthoutbomen

Er vindt geen verkerning plaats in de boom. Ook op latere leeftijd vormt zich geen kernhout in de boom. Het hout binnen in de boom neemt echter niet meer actief deel aan de stijgende sapstroom.

Populier, berken, esdoorn en els.

Rijphoutbomen

Er vindt wel verkerning plaats, maar het kernhout is niet te onderscheiden van het spinthout.

Vuren en beuken.

Kernhoutbomen

Dit zijn alle boomsoorten waarbij een duidelijk onderscheid in kleur te zien is tussen het kernhout en het spinthout.

Grenen, eiken en rode meranti.