3.8 Hout en vocht

Hout bevat altijd een hoeveelheid water. In de levende boom kan dit heel veel zijn, maar ook gedroogd hout bevat nog altijd een zekere hoeveelheid vocht. Het vochtgehalte van hout zoekt altijd naar een evenwicht met de vochtigheid van de omringende lucht.

Onder het vochtgehalte van hout verstaan we de hoeveelheid water die het hout bevat, uitgedrukt als percentage van het droge gewicht van het hout.

Voorbeeld:

  • Een stuk nat hout weegt 300 gram en na drogen weegt het nog 250 gram.
    Het vochtgehalte voor droging was dan (300 - 250) : 250 x 100 = 20%

Krimpen en zwellen

Onder ‘werken van hout’ verstaan we het krimpen en zwellen van luchtdroog hout als gevolg van normale veranderingen in de relatieve luchtvochtigheid.

Krimp is de verkleining in de afmetingen van een stuk hout door veranderingen van het houtvochtgehalte. Bij zwelling vergroot het stuk hout.

Een eenvoudig voorbeeld is een deur die in een vochtig seizoen klemt en wanneer het vochtgehalte van de lucht daalt weer normaal open- en dichtgaat.

We onderscheiden krimp en zwelling in:

  • De lengterichting;
  • De radiale richting;
  • De tangentiale richting.

De lengtekrimp is over het algemeen zo gering dat deze in de meeste gevallen buiten beschouwing kan blijven. De radiale krimp is ruwweg de helft van de tangentiale krimp.

Die ongelijke krimp in verschillende richtingen kan tot spanningen in het hout leiden. Bij dun hout trekt het hout krom. Bij balken kan dit scheuren veroorzaken.