1.3 Groei van de boom
In de boom speelt zich een aantal processen af die zorgen voor de groei van de boom. Er is in de boom een opgaande en neerwaartse sapstroom.
Houtcellen in het spinthout transporteren water en minerale zouten vanuit de wortels naar de bladeren of naalden.
De bladeren of naalden maken voor mens en dier zuurstof en voor de boom de voedingstoffen. De voedingsstoffen worden weer naar de speciale groeilaag (cambium) gezonden om nieuwe hout- of bastcellen te maken, of ze worden opgeslagen.
Boom met bladeren en sapstroom.
Spint
Het transport van de voedingstoffen van de bladeren of naalden naar het cambium vindt plaats door de bast. Vanuit de cambiumlaag worden nieuwe bastcellen naar buiten toe en nieuwe houtcellen (spint) naar binnen toe aangemaakt. Hierdoor wordt de middellijn van de stam steeds groter. De meeste jonge bomen bestaan in hun jeugdstadium helemaal uit spint. Deze cellen in de boom verzorgen het opgaande transport van water en voedingstoffen door de boom.
Kernhout
Na een aantal jaren begint het spint vanuit het hart van de boom zijn functie voor het transport van water en minerale zouten te verliezen. Het spint verkernt van binnen uit. Op dat moment heeft het spint zijn functie verloren en gaat het over in kernhout. Het kernhout heeft geen functie meer voor de groei van de boom. Het zorgt alleen nog voor de steun en stevigheid van de boom. Het helpt de boomkruin te dragen en vormt een bescherming tegen aantasting door schimmels en insecten. Het kernhout is duurzamer dan het spint. De sterkte-eigenschappen van kernhout en spint zijn wel nagenoeg gelijk.
Groei
De aanmaak van nieuwe houtcellen in de cambiumlaag vindt in onze streken alleen plaats tijdens de groeiperiode. Deze periode begint in het voorjaar (de lente) en eindigt in het najaar (de herfst). In de winterperiode staat de celgroei helemaal stil. Tijdens de groeiperiode worden de groeiringen gevormd, die we op de doorsnede van een stam vaak goed kunnen zien. De groeiringen zijn vooral bij naaldhout goed te zien omdat de cellen die worden gevormd aan het begin en het einde van de groeiperiode verschillende kleuren hebben.
De groei van de boom is in twee richtingen verschillend. Een boom groeit in lengte en in dikte. Onderstaande afbeelding geeft schematisch de groei aan. De lengtegroei vindt alleen plaats in de top van de stam, in de top van de takken en de wortels. De diktegroei van de stam, de wortels en de takken vindt plaats door vorming van groeiringen.
Schematische weergave groei.
Voorjaarshout en najaarshout
In het voorjaar worden lichtgekleurde cellen aangemaakt, ook wel voorjaarshout genoemd. Terwijl in de zomer en in het najaar juist donkergekleurde cellen worden aangemaakt, ook wel najaarshout genoemd. De overgangen van voorjaars- en najaarshout zijn door de kleurverschillen meestal duidelijk te zien.

Tropisch hout
Bomen die groeien in een tropisch klimaat, groeien vaak het hele jaar door en maken geen voor- en najaarshout. Op de kopse kant van veel van die houtsoorten zie je geen of geen duidelijke groeiringen, zodat het hout ook heel egaal van kleur is.